In de verte gloeien rode lichten op. Dat wordt
aanschuiven. Voor ons torent het Gothard-gebergte hoog uit boven de snelweg, de
top getooid met witte pluimen. Een enorm massief, door mensen bedwongen met een
nauwe doorgang. Een donkere tunnel met aan de andere kant een andere wereld.
Mijn geduld wordt op de proef gesteld. Het vuur van mijn verlangen worden
aangewakkerd. In mijn gedachten droom ik van de rust, warmte en zonneschijn aan
de andere kant. Naast mij zit Ronald, het stuur stevig omklemd met zijn handen.
Zijn knokkels wit, alsof zijn leven ervan af hangt. Ook hij is gespannen. Zou
hij net zo graag weg willen uit dat grijze, nietszeggende leven dat we samen
leiden? Ik voel dat er iets aan de hand is, maar ik weet niet hoe ik er over
moet beginnen. Ik zit vol vragen, maar ben bang voor de antwoorden.
Ik tel de waterstromen die naar beneden
klateren en zoek naar een opening voor een goed gesprek. Zal ik vragen waarom
hij zo vaak overwerkt? Waarom hij tot laat moest overwerken op mijn verjaardag?
Of zal ik vragen wat hij ervan vindt dat ik mij heb ingeschreven voor een
voltijdopleiding? Dat ik wil stoppen met werken en weer wil gaan studeren? We
hebben er weinig over gesproken. We hebben elkaar nauwelijks gezien de laatste
weken. Ik besef dat we in de afgelopen vijf jaar volledig van elkaar vervreemd
zijn. Hij als hardwerkende carrièretijger, die zijn ziel en zaligheid geeft aan
Houthoff en Buruma, en ik als doodongelukkige secretaresse, die haar
talenten ontdekt op de Kunstacademie. Hij heeft het de
laatste tijd trouwens steeds vaker over ene Martine.
Op een parkeerplaats wisselen we van plek. De
berg is een onneembare vesting, de doorgang donker en beklemmend. Zou ik het
durven? Recht toe, recht aan. Blik op oneindig, verstand op nul en hoopvol
wachten op een lichtpuntje aan de andere kant. Ik hoor mezelf vragen wat hij
eigenlijk van zijn collega vindt? Of hij haar leuk vindt? Of zij leuker is dan ik?
Of hij verliefd op haar is? Of ze hebben gekust? In mijn gedachten trap ik het
gas volledig in om zo snel mogelijk uit deze donkere tunnel te komen. Aan de
andere kant wacht een nieuwe wereld.
Een klein wit puntje verraadt het einde van de
tunnel. Er valt een last van mijn schouders. Het is over, voorbij. We rijden
door, omkeren is gekkenwerk na 12 uur sturen. Nee, nu we eindelijk zijn
aangekomen in het land waarnaar ik zo verlangde, wil ik niet terug. Ik blijf,
desnoods samen met de man die me bedrogen heeft. ’s Avonds sta ik aan de rand
van het Lago Maggiore. In de verte zie ik de lichtjes dansen op het water. Een
warme wind strijkt langs mijn gezicht en ik voel dat ik niet alleen ben.
De dagen die volgen zijn een emotionele
achtbaan. Verdriet en pijn gaan de strijd aan met opluchting en bevrijding.
Vertrouwen ligt beschadigd in een hoek, zelfmedelijden zeurt aan mijn hoofd en
achterdocht heeft het hoogste woord. Ik kan dit niet, ik wil naar huis. Opnieuw
zitten we duizend kilometer zij aan zij. Er komt geen eind aan deze tunnel. Tranen
vertroebelen mijn zicht en teleurstelling dirigeert mijn gedachten. Totdat we
thuis zijn en er werkelijk nieuw licht aan de horizon verschijnt. In de
brievenbus ligt post van de kunstacademie; ik ben toegelaten. Geluk spoelt voor
even alle tranen weg.
Bovenstaand verhaal is autobiografisch, om privacy redenen heb ik de namen veranderd.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Betty Franke schrijft proza en gedichten onder het pseudoniem ArtemisiA, een inspiratiesite voor mensen die op zoek zijn naar een diepere zin van dit leven of spiritualiteit en die geïnteresseerd zijn in wat kunst, muziek, poëzie en proza ons daarover kunnen vertellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten