24 februari 2013

Bollengekte

Vandaag is het precies 9 jaar geleden dat mijn oma overleed aan de gevolgen van Alzheimer.
Het volgende verhaal gaat over haar.


Albertje van den Berg zit in haar stoel bij het raam en mompelt wat voor zich uit.
‘Wat een bende is het op straat. Het blad ligt echt overal. Als het zo door gaat kan er straks niemand meer in of uit. En er is ook niemand die even de moeite neemt om het op te ruimen.

Iedereen heeft het te druk.
Het is hier zo stil.
Laten ze me hier een beetje in mijn eentje zitten.’


Nee toch, daar heb je haar ook weer: goedemorgen mevrouw van den Berg.
‘Hoi mam, hoe is het?’
Mam, waarom noemt ze me nou mam? O, het is Nelleke… of is het Petra.
Hoe komt zij hier nou binnengelopen? Ik heb haar toch geen sleutel gegeven?
‘Hoe kom jij nou binnen?’
‘Gewoon, via de voordeur. Ik heb bij de balie even gezegd dat ik bij je op bezoek ging.’
Dus iedereen kan hier zomaar binnenlopen. Het moet niet gekker worden.
Nelleke geeft haar moeder een dikke kus.
‘Ben je een beetje bijgekomen van gisteren? Het valt niet mee om jarig te zijn.’
Mens wat een drukte was dat gisteren.
Ik houd niet van dat gedoe. Al die mensen en ik kan ze toch niet verstaan. Geen bal aan. Wat heeft die Rita toch een hoop familie.
‘Hoe oud is Rita eigenlijk geworden?’
‘Rita, was die ook jarig dan?’, zegt Nelleke en ze pakt een zakje van de tafel. ‘Wat leuk, heb je dit cadeau gekregen?’
‘O dat, dat kreeg ik van Nettie van hiernaast. Die weet wel wat ze weg moet geven. Wat moet ik nou met een zakje uien?’
‘Het zijn bollen, Mam. Wil je koffie?’
‘Nee, je kunt geen koffie zetten. De filters zijn op.’
Ik heb de halve ochtend naar die stomme dingen gezocht. Ze lagen niet in de linnenkast en ook niet in die kamer waar de bank staat.
Nelleke staat op en loopt naar de keuken. ‘Maar gisteren was er nog een heel doosje.’
‘Nee hoor, ze zijn op. Ik heb vanmorgen nog helemaal geen koffie gehad.’
Wie doet hier eigenlijk de boodschappen? Ik zal eens vragen of ze filters voor me willen kopen.
‘Mam kijk, ze staan hier in het kastje.’
Nelleke zwaait met het doosje filters door de lucht.
Hoe kan dat nou?
‘Ja, jij bent ook lekker, die heb je er zeker net ingezet. Mij hou je heus niet voor de gek.’

‘Wat heb je gegeten vanmiddag?’ roept Nelleke vanuit de keuken.
Wat heb ik gegeten vanmiddag? Ik weet het niet, heb ik al gegeten dan?
‘Hetzelfde als gisteren’ roept Albertje. En zachtjes mompelt ze erachteraan ‘We eten hier altijd hetzelfde’.
‘Kijk eens, een kopje koffie voor jou. Wil je er een stroopwafel bij?’
Waar haalt ze die nu ineens vandaan.
Hmmm, lekker. Vroeger dronk ik elke dag koffie met Annie. En meestal aten we er dan zo’n koek bij.
Het is niet makkelijk voor Annie, zo alleen met twee kinderen. Gelukkig heb ik Bé nog. Waar is Bé eigenlijk?
‘Weet jij hoe laat Bé thuis komt?’
‘Pappa is dood, mam.’
Ja, ik weet ook wel dat Pappa dood is. De arme man heeft ternauwernood de oorlog overleefd. Waarom doen mensen soms net alsof ik gek ben?
‘Weet je nog toen Ginnie en ik nog op de lagere school zaten? Als pappa dan eerder klaar was op de fabriek op vrijdag, dan kwam hij ons altijd uit school halen. Als het lekker weer was, gingen we naar de kruidenier voor een zakje drop en daarna gingen we in het bos wandelen. Het leukste vond ik altijd om door de hopen bladeren te rennen. Ik zie nog voor me hoe papa een hele hoop bladeren oppakte en hoog in de lucht gooide. Het leek dan een eeuwigheid bladeren te regenen.’
‘Waar zaten Ginnie en jij op school?’
‘Op de Westsingel, naast de rijwielzaak van de vader van Tine.’
‘We kunnen de bollen wel in een pot zetten op het balkon’
‘Nee niets daarvan, bollen horen in de grond. Weet je nog op de Talmalaan. Daar had ik in de borders altijd van die groepen met verschillende kleuren staan. Rood, geel, wit. Ik word altijd zo blij als het weer lente wordt. Hoe heten die bloemen ook al weer?’
‘Ik denk dat je tulpen bedoelt. Zullen we dan even naar beneden lopen, dan vraag ik een schepje en dan zetten we ze meteen in de tuin.’
‘Hebben ze hier ook een tuin dan?
‘Kom, dan doen we je jas aan en dan laat ik het je zien.’

‘Zeg zus, het is best lekker hier.’
‘Ja, voor de tijd van het jaar is het nog best warm. En het zonnetje schijnt ook zo lekker.’
Nelleke geeft haar moeder een arm en samen lopen ze een rondje.
‘Wat een mooi plekje is het hier. Is het nieuw?’
‘Elke dag is het weer een beetje anders’ antwoordt Nelleke.
‘Ben ik hier dan wel eerder geweest?’
‘Ja, lieve mam, we komen hier regelmatig.’
‘Soms weet ik het even niet meer.’
‘Als jij lekker op dat bankje gaat zitten, dan zet ik de bolletjes in de grond,’
Albertje begint te zingen.
 
'Als in Holland de sneeuwklokjes bloeien
Komt de lente, komt de lente
In de weide, de lammetjes stoeien
Is het voorjaar in 't verschiet
En we voelen ons blij
Als de vogels zo vrij
Koning winter is vergeten
Als in Holland de sneeuwklokjes bloeien
Zingen wij het lentelied' *


‘Wat is dat een mooi liedje?’
‘Dat zong ik vroeger altijd met Ginnie.’
‘Zo, die zitten onder de grond.’
‘Goed idee van jou om die bolletjes te verstoppen. Er wordt hier de laatste tijd zoveel gestolen.’


* Oud Hollands liedje



-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Betty Franke schrijft proza en gedichten onder het pseudoniem ArtemisiA, een inspiratiesite voor mensen die op zoek zijn naar een diepere zin van dit leven of spiritualiteit en die geïnteresseerd zijn in wat kunst, muziek, poëzie en proza ons daarover kunnen vertellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten